Foto: Getekend Dagblad/André Keikes

De commerciële straatevangelisten zijn overal

Van deurverkopers en bergen reclamedrukwerk had je last tot er een nee-sticker voor de brievenbus kwam. Nu staan ze je massaal op te wachten in de belangrijkste Friese winkelstraten. Maar helpt dat nou echt?

Door André Keikes

Tijdens het winkelen wel eens een roos aangepakt in verkiezingstijd? En daar je mening door laten beïnvloeden? Nou dan. Hoe effectief is ‘fieldmarketing’ eigenlijk, want zo heet dat in kringen van marketingboys. Je loopt argeloos over de Leeuwarder Nieuwestad of door de Jouster Midstraat, en dan staat daar opeens een opvallend blije, felgekleurde jongere met een koekje, snoepje of boekje en een al even opvallend vragende uitdrukking op zijn gezicht. Of je het eens wilt proberen? Voor veel Nederlanders geen vraag: het is gratis dus waarom niet, maar zaterdagochtend pal na het ontbijt aan de koolzuurhoudende bubbels of een vernieuwd zout knabbeltje?

Winkelstraten nemen steeds bontere kleuren aan nu de promoteams oprukken. De meiden en jongens dragen fluorescerende petjes en hesjes, verkleden zich als een
opgeblazen ananas of zitten op een raar wagentje. Allemaal voor het goede doel: meer omzet voor de opdrachtgever. Abonnementen, loten, een gerust geweten over natuur en milieu door maandelijkse afboeking van een luttel bedrag, of over politieke gevangenen dan wel een enge ziekte.

Sneek, Oosterdijk: ‘Zal ik het blikje even voor u openen?’

In de winkelstraat leer je ook ons omroepbestel van buiten kennen, de Dierenbescherming, Friese taalijveraars, energieleveranciers, zorgverzekeraars en oliemaatschappijen, die op hun beurt weer wat aan het geweten willen doen, en aanhangers van uiteenlopende godsdiensten en sektes. De laatsten soms vertegenwoordigd door opvallend netjes geklede en gekapte Amerikanen met een onleesbaar boekje (‘Meneej, leest u gjaag?’)

In tijden toen kranten nog vanzelfsprekend waren, had je nauwelijks demonstratie- en promoteams of straatverkopers. Het is een verschijnsel dat pas sinds een jaar of vijftien, twintig echt een vlucht heeft genomen. Er was vele jaren alleen maar reclamevrije radio, een beetje (reclamevrije of reclamearme) tv en nog geen internet, dus moest je je wel informeren via het papieren dagblad. Adverteerders wisten dat: wilde je je potentiële klanten bereiken, dan plaatste je een dure advertentie in de krant. Duur, maar succes verzekerd, want letterlijk iedereen las hem.

Nu staan de kranten nota bene zelf op straat, kennelijk overtuigd geraakt van het idee dat je ook als dagblad alleen op straat nog in contact kunt komen met je eventuele lezers. Alle in deze provincie verschijnende landelijke en regionale dagbladen werken vandaag de dag op deze manier. Maar bij zo’n jongen of meisje snel even een krantje meepikken, zoals de teams lijken te suggereren, is er niet bij. In geval van stilstaan of aarzeling, volgt altijd een quasi amicaal gesprek over een proefabonnement, raar fenomeen, alsof je mensen eerst moet uitleggen wat een krant ook nogal weer is.

Leeuwarden, Nieuwestad: ‘Meneer, lekker NRC’tje mee?

Met de komst van internet en wat daar mee annex is, zoals sociale media, is alles snel en heel drastisch veranderd. Adverteerders kregen in enkele jaren zo veel mogelijkheden om het publiek te bereiken, dat niemand meer weet waar je moet zijn. Een enorme verbrokkeling van het reclamebudget is het gevolg, waarbij uiteindelijk alleen Google de overtuigende winnaar is. Met kranten en tijdschriften kom je er niet meer, hun oplages zijn gekelderd, naar radio luistert een relatieve enkeling en de nationale en regionale tv-zenders moeten opboksen tegen tientallen, om niet te zeggen honderden concurrenten uit binnen- en buitenland.

Niets vertegenwoordigt meer de stem van een grote minderheid, laat staan meerderheid. Bovendien is de consument moe van alle commercial-bombardementen op tv en ‘up poppende’ advertenties op de computer, die altijd precies voor de teksten gaan staan die je wilt lezen en zich bovendien niet of nauwelijks laten wegklikken. Waardoor de toekomst onvermijdelijk aan de ad-blockers, de advertentie-blokkeerders, is.

Daar sta je dan als ondernemer met je reclame-euro. Hoe kom je nog in contact met de klant? Het lijkt er steeds meer op dat de down to earth-ondernemer de kortste weg kiest: gewoon op hem afstappen. Face to face, zeggen de jongens in de branche. Niet persoonlijk door de baas zelf, maar door ingehuurde teams studenten en andere jongeren, die niet meteen omvallen als ze honderd keer ‘nee’ horen voor er eens iemand luistert. Daar hebben ze ‘workshops’ en ‘traineeships’ voor gevolgd en elke ‘case’, ja Engels is niet van de lucht, is anders.

Heerenveen, Dracht: ‘Mevrouw, dit is nieuw en geheel suikervrij.’

In Friese hoofdwinkelstraten, maar ook op evenementen als de Sneekweek, Fries Straatfestival, Harlinger Visserijdagen en Simmerdeis kom je ze tegen. Onder meer van landelijk opererende, gespecialiseerde bedrijven als Hotnetworkz en Monsterscore, maar er zijn er nog veel meer. Allemaal ‘professioneel, resultaatgericht, innovatief en leuk’ natuurlijk. De nieuwe evangelisten; net zo blij en net zo vasthoudend.

Wekelijks gaan vele duizenden jongeren en ook wel een paar ouderen de binnensteden en winkelcentra in, onder de noemer ‘direct sales’, om iets te verkopen of te laten uitproberen. Alcohol en sigaretten aanbieden mag niet meer, zoals je dat in een grijs verleden wel had bij het skûtsjesilen - ‘zal ik hem meteen voor u aansteken?’ - maar verder zijn er weinig restricties, al moeten gemeenten wel altijd toestemming verlenen. Verder is er ‘direct dialogue’, ook op straat, waarbij mensen staande worden gehouden om ze ergens donateur van te laten worden of juist collectant. Dan wel om in gesprekken met passanten informatie en meningen te verzamelen, die een bedrijf weer kan gebruiken om een product te verbeteren (‘je breekt je tanden op die koekjes, zeg ik u’).

En als het verkiezingstijd is, sluiten de laatste actieve aanhangers van politieke partijen zich daar nog eens bij aan. Met oude rozen, mokken, ballonnen, vlaggetjes en schuursponsjes menen zij bij het publiek belangstelling te kunnen wekken voor onderling weinig verschillende opvattingen over beleid dat toch autonoom zijn gang lijkt te gaan. Dat je iets aanpakt van zo’n jong mens met een fruitig hapje of oud mens met een taaie boodschap, heeft niet in de laatste plaats te maken met mededogen. Je zult daar maar zo’n hele dag in de kou moeten staan. ‘Dank je wel, ik zal er naar kijken.’

Laatst gewijzigd op 24-09-2015 om 22:40 uur