Nieuwe kansen voor hofjes en gasthuizen

Het aantal ouderen en alleenstaanden in onze maatschappij neemt sterk toe. Tegelijkertijd trekt de overheid zich steeds meer terug uit de zorg. Hoe redden we ons als we straks oud en misschien wel eenzaam of hulpbehoevend zijn? In een hofje dat is aangepast aan de eisen van onze eeuw.

Door André Keikes

Hoe zal het met ons verder gaan, was de teneur. Nog niet zo lang geleden sprak minister Jet Bussemaker van onderwijs en cultuur in het tv-programma ‘Pauw’ met Cornald Maas over ouder worden, naar aanleiding van diens boek ‘Over de helft’, waarin (bijna) vijftigers aan het woord komen. Bussemaker vertelde dat ze vaak heeft nagedacht over haar oude dag en dat ze zichzelf wel in een hofje zag wonen. Het kwam haar te staan op een lichte hoonlach van Maas, die waarschijnlijk nog in de veronderstelling verkeert dat er oude besjes wonen met kanten mutsjes.

Bussemaker, geschrokken van de reactie, zei meteen dat ze dat idee nu wel achter zich had gelaten, maar hoe terecht was het inslikken van haar voornemen? Hofjes zijn in onze 21ste eeuw juist begonnen aan een nieuwe opmars. Ze passen in een tijd waarin oude woonvormen voor ouderen, zoals de omvangrijke, eenvormige bejaardenoorden uit de jaren zeventig en tachtig, met hun kleine kamertjes, worden afgebroken of grotendeels leeg staan. Ouderen van nu zoeken iets anders dan de zuurstofarme opgeslotenheid achter glas met uitzicht op een vogelhuisje.

Het is geen wonder dat momenteel op meerdere plaatsen gezocht wordt naar nieuwe vormen. Kleinschaliger, persoonlijker, meer betrokken bij de maatschappij en mensen in andere leeftijdscategorieën, kortom minder geïsoleerd. Zoals de community www.knarrenhof.nl, van oorsprong een Zwolse initiatief, maar nu actief om op verschillende plaatsen in het land tot nieuwe hofjes te komen Daarbij wordt niet alleen gekeken naar eventuele hulpvraag, maar juist naar wat de verschillende bewoners elkaar te bieden hebben.

Er hebben zich al tegen de duizend belangstellenden gemeld. Voor zover bekend niet uit Friesland, maar mogelijk is dat te verklaren uit de nog levendige gasthuiscultuur, die hier feitelijk nooit geheel verdwenen is. Toch is er een duidelijk verschil tussen de oude en nieuwe hofjes, namelijk de opbouw vanuit de wensen van toekomstige bewoners en de rol die ieder speelt om de som der delen te waarborgen.

Juist het isolement van de rest van de samenleving is lange tijd kenmerkend geweest voor ouderenhuisvesting. Rustig naar het einde toeleven, zonder onnodige opwinding, dat was het idee. Maar welke senior streeft daar in onze tijd nog naar? Misschien was het beschutte, ouderwetse hofje, vooral bedoeld voor minder bedeelde, bejaarde vrouwen, die elkaar een beetje konden bijstaan, wel het summum van isolement. Mannen en buitenstaanders in het algemeen werden buiten de poort gehouden. Maar het denken over hofjes en gasthuizen in 2015 is van een heel andere orde.

De afgelopen jaren zijn al heel wat monumentale hofjes hun oude benadering kwijtgeraakt. Vandaag de dag wonen er alleenstaande vrouwen én mannen, stellen, jongeren en ouderen, met en zonder baan, met en zonder huisdieren, extraverten en introverten door elkaar. En dat bevalt bijzonder goed. Vaak kun je hofjes haast beschouwen als een open dorpssamenleving in de stad. Je kent elkaar, je helpt waar nodig, je onderneemt eens wat gezamenlijk, maar op een prettig vrijblijvende manier. Vrijblijvender dan in bijvoorbeeld een woongroep, waar de gezamenlijkheid de boventoon voert.

Veel Friese hofjes

Friesland kent talrijke oude, soms middeleeuwse hofjes, het Gabbemagasthuis, Boshuisen Gasthuis, nieuwe Sint Anthony Gasthuis in Leeuwarden bijvoorbeeld, het Poptagasthuis in Marssum,  het Sint Anthony Gasthuis in Bolsward en Vredenhof in Dronrijp. In heel wat andere Nederlandse steden, zoals Groningen, Haarlem en Leiden, komen zulke hofjescomplexen ook voor, veelal rijksmonumenten en tegenwoordig bewoond door liefhebbers. Deels samenwerkend in het Landelijke Hofjesberaad.

Ja, wie is er eigenlijk geen liefhebber van deze vriendelijke, licht collectieve, kleinschaligheid in een land dat mensen steeds meer aan hun lot overlaat. Zonder te vervallen in overdreven dweperij met dit concept, bracht het mensen op uiteenlopende plekken tot het idee de oude hofjes- en gasthuizencultuur opnieuw te onderzoeken om er lessen voor de toekomst uit te trekken.

Dat gebeurde onder meer in 2011, toen het Haarlemse Hofje Codde en van Beresteyn vierhonderd jaar bestond. Met speciale aandacht voor participatie, zorg, zingeving, huisvesting en zelfredzaamheid voor ouderen. Men betrok architecten, social designers, kunstenaars en psychologen bij het project, dat in 2013 uitmondde in een boek van architectenbureau SLA vol vernieuwende gedachten en aanbevelingen.

Daarbij werd niet alleen aandacht besteed aan ouderen, maar ook aan de ‘unhappy singles’ van onze tijd, want die bestaan net zo goed in grote aantallen als de ‘happy ones’, al hebben we het er misschien niet graag over. Sociale en emotionele eenzaamheid komt voor in alle leeftijdsgroepen, terwijl het aantal alleenstaanden in 2050 wordt geschat op tegen de vier miljoen, een substantieel deel van de samenleving. Een gedachte die een stad als Leeuwarden, met veel alleenwonende jongeren en ouderen, zich mag aantrekken.

Nieuwe jas

In dat licht gezien is het hofje in een nieuwe jas een aantrekkelijk idee. Je woont niet langer gestapeld en anoniem in tl-verlichte flats, maar ‘rond de pomp’ met de nodige aanspraak en veiligheid. En, niet onbelangrijk, graag met hoge architectonische kwaliteit, want met kunststofkozijnen, betonnen richels en uitzicht op parkeerhavens, zal het nieuwe hofje het niet halen.

Architect Peter van Assche sprak in het kader van het Haarlemse project van ‘een delicate mix van ‘harde’ en ‘zachte’ aspecten’. Waarbij te denken valt aan veel bomen, planten en bloemen, dieren, een goede ligging ten opzichte van de zon, misschien een moestuin en een ook een handvol gezamenlijke voorzieningen. Mooi meegenomen is de praktische kant van het hofje: dat leveranciers en thuiszorgers veel cliënten bij elkaar vinden. Betaalbaarheid is ook een wezenlijk punt, want het nieuwe hofje zal onder geen beding een enclave van welgestelden moeten worden. Dat zou ook wel heel bizar zijn, als je bedenkt dat deze woonvorm ooit juist gesticht werd voor de minder bedeelden.

En er moet worden nagedacht over een bepaalde vorming van bevoogding, want niemand zit te wachten op gestapelde bierkratten naast naar buiten getilde tweedehands canapé’s of geluidsoverlast, in de hoe dan ook kwetsbare omgeving van een hofje. Daarnaast moet natuurlijk voorkomen worden dat een vriendelijke cultuur van elkaar een beetje in de gaten houden ontaardt in bemoeizucht en geloer.

Boek 'Het hofje'

In februari volgend jaar verschijnt bij Uitgeverij Vantilt het door bouwkundig ingenieur Willemijn Wilms Floet geschreven boek ‘Het hofje, bouwsteen van de Hollandse stad 1400-2000’. Daarin belicht zij niet alleen de lange bouwkundige traditie van ‘de hofjes van liefdadigheid’ en de drang van de stichters om hun naam voor de eeuwigheid te bewaren, maar ook de blijvende en zelfs weer groeiende belangstelling van architecten en bestuurders voor het collectieve concept, dat onder druk van de drastische overheidsbezuinigingen op de zorg weer zeer actueel is.

Laatst gewijzigd op 28-10-2015 om 12:00 uur