Foto: Tjonger buiten de oevers bij Oldelamer in 1916.

Watervloed overspoelt ook Friesland: Afsluitdijk 100 jaar geleden geboren

De mensen vluchtten bovenop de daken. De watersnood van 14 januari 1916 was een verschrikking. En tevens de aanzet tot de bouw van de Afsluitdijk.

Door De Redactie

Het was noordwesterstorm. Water overspoelde die nacht van woensdag op donderdag de halve Friese provincie. Polders stroomden onder, de Tjonger trad buiten haar oevers. Bij Oldelamer en Holwerd waren de boerderijen alleen met bootjes te bereiken, het water stond op sommige plaatsen tot aan de ramen.

Wie met de trein van Groningen naar Leeuwarden reed zag vanaf Feanwâlden alleen maar water. Dorpen lagen als eilandjes in het water. Ouden van dagen hadden sinds 1825 niet meer zo veel water gezien.

Ook de landerijen ten noorden van de Boorn waren in die nacht overstroomd. Het was er een grote watervlakte tussen Akkrum en Aldeboarn. Sommige mensen bij het dorp Aldeboarn hadden het water een meter hoog in de huizen staan en slaan op de vlucht.

De dorpen Snikzwaag, Terkaple en Akmarijp stonden midden in het water. In allerijl hadden mensen die nacht hun meubilair op zolder gebracht. Bij Echtenerbrug en Delfstrahuizen had de storm zes gaten in de dijk van het Tjeukemeer geslagen. Het water golfde over de weg.

Op Ameland sloeg de storm over een lengte van 20 kilometer 10 meter duin weg. Het badpaviljoen moest worden verplaatst. Op Schiermonnikoog was over een afstand van 200 meter de strandboulevard weggeslagen.

Een grote binnenzee

Elders rond de Zuiderzee was de ramp nog groter. Dagenlange regen had de slechte dijken verzwakt. Die braken op tientallen plaatsen door. Van Zwolle naar Meppel was het één grote binnenzee. Honderden stuks vee kwamen om.

De stormklokken luidden en het vee moest tot schouderhoogte door het water naar een veilige plek worden gebracht. 

Doden

In Noord-Holland vielen negentien doden, van wie zestien op het ondergelopen eiland Marken. Een gebied van 14.000 hectare in Noord-Holland, van Amsterdam-Noord tot Zaandam, Purmerend en Edam, liep onder water, nadat de Waterlandse Zeedijk bij Katwoude was doorgebroken.

In de Zaanstreek hadden Oostzaan en Zaandam Oost het meest te lijden. Koningin Wilhelmina bezocht de getroffen gebieden. In Monnikendam stapte zij ‘zonder aarzeling tusschen de geredde beesten door’.

Volendam en Bunschoten-Spakenburg werden ook zwaar getroffen. Duizend vrouwen en kinderen uit Volendam werden met botters en andere boten naar Enkhuizen gebracht. Koeien werden uit hun warme stal de kou ingejaagd. Er kwam voedselgebrek en 18.000 dieren werden naar Duitsland getransporteerd dat de helpende hand bood.

Afsluitdijk

De watersnoodramp van 1916, in combinatie met de hongersnood die volgde in 1918, leidde ertoe dat waterstaatskundigen met spoed gingen nadenken over de afsluiting van de Zuiderzee.

Cornelis Lely was toen minister van Waterstaat. Na de ramp drong hij opnieuw aan op uitvoering van zijn plan voor de afsluiting van de Zuiderzee. Al sinds 1891 wachtte dit plan op realisering. In 1932 werd de Afsluitdijk gedicht. Daarna volgden de Flevopolders.

De januarivloed van honderd jaar geleden zette het hele land in beweging. Er volgen wekenlange inzamelacties. De dagbladen waren de centrale inzamelpunten. De ‘Algemeene vereenigde commissie ter leniging van rampen’ deed enkele weken nadien gedetailleerd verslag van de inkomsten.

Juliana leegde spaarpot

Zelfs de kleine prinses Juliana had haar spaarpotje geleegd. 

‘Giften in de dagbladen 2.714285,83 gulden, waaronder 10.000 gulden van de Koningin, Prins Hendrik 1000 gulden, de Koningin-Moeder 5000 gulden, en Prinses Juliana (inhoud van spaarpot en beurs) 20,13 gulden’.

De prinses voegde een zelfgeschreven briefje bij haar gift, schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant. 

‘Dat briefje is een doodgewoon kinderbriefje, aardig, omdat er zoo goed uit blijkt, dat het een briefje is van een bijna zevenjarige, dat niemand dan de Prinses alleen de hand heeft gehad in deze kinderlijke spontane daad van medelijden’.