Meer aandacht nodig voor historische schepen 

Historische binnenvaartschepen langs Friese kades zijn minder vanzelfsprekend dan we lang dachten. Maar nieuw beleid kan helpen om ongewenste verkoop naar het buitenland te voorkomen.

Door André Keikes

Wonen op een boot. Niet iedereen houdt ervan, maar er zijn ook mensen die er juist niet aan moeten denken om ooit nog terug te keren naar de wal. Het mooist is wel het bewonen van een historisch schip. Zorgvuldig onderhouden, zijn ze even waardevol voor een historische stad als monumentale stenen woonpanden. Toch heeft het lang geduurd voor die overtuiging was ingedaald bij de politiek.

Het is nu haast niet meer voorstelbaar dat de Amsterdamse grachtengordel en de Utrechtse werfkelders in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw er nog tamelijk haveloos bijstonden. Lange tijd werd er zelfs voor gepleit de werfkelders maar te slopen. En tot in de jaren zeventig was de Amsterdamse binnenstad ook nog een verzameling vrij  verwaarloosde straatjes. De nu zeer gewilde Jordaan is destijds ternauwernood aan sloop ontkomen. Alles wat historisch was, werd in die sloopgrage jaren gezien als passé: je kon op die plekken toch ook lekker efficiënte gebouwen van beton en staal neerzetten, zo was het idee.

Het was de tijd dat in Leeuwarden het fraaie witte Hotel Amicitia werd gesloopt, er megalomane voorstellen werden gedaan om overal grachten te dempen en brede asfaltwegen aan te leggen. In Drachten verdween de Drachtstervaart, in Leeuwarden het Vliet, om maar een paar voorbeelden te noemen. In de jaren die volgden, wonnen de argumenten om te renoveren en restaureren echter weer aan kracht.

Te lang als vanzelfsprekend

Je kunt aan eenzelfde ontwikkeling denken, waar het om oude binnenvaartschepen gaat. We hebben ze lang gezien als vanzelfsprekend. In elk oud binnenwater kwam je ze wel tegen. In stadswateren lagen ze massaal voor de wal. Ze waren zo gewoon, dat we ze haast niet meer opmerkten. Toch is het belangrijk dat er een mooi aantal van bewaard blijft. Als ze eenmaal gerestaureerd zijn, kunnen ze prima als woonruimte dienst doen. Velen weten dat al lang. Aan het comfort hoeft het immers niet te liggen.

In grote Europese steden, waar de huizenprijzen buitenproportionele hoogten bereiken, zijn oude binnenvaartschepen momenteel zeer in beeld als alternatieve woonplek. Londen en Parijs, bijvoorbeeld, zijn zo groot en hebben zo veel wateren, dat er altijd wel een ligplaats te vinden is. Maar hoe kom je aan zo’n schip? Dan komt nogal eens Nederland in beeld. En daarmee het vraagstuk waar de Tweede Kamer zich, op initiatief van het Sneker PvdA-kamerlid Jacques Monasch, een half jaar geleden mee heeft beziggehouden: hoe kunnen we voorkomen dat al die fraaie historische Nederlandse schepen de grens overgaan. Denk daarbij ook aan allerlei platbodems, waaronder skûtsjes.

De Tweede kamer zag de ernst van de situatie in en schaarde zich in meerderheid achter het voorstel van Monasch om op korte termijn een erfgoedlijst samen te stellen van schepen die beschermd moeten worden, lees: binnen de grenzen moeten blijven. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed moet het overzicht gebruiken om het aantal waardevolle historische schepen op peil te houden. Het zouden er in totaal tussen de vijf- en tienduizend zijn. Eerder ‘verdwenen’ soms boten die, voordat ze verkocht werden aan een nieuwe buitenlandse eigenaar, nota bene met Nederlands gemeenschapsgeld waren  gerestaureerd. Het is misschien nog wel het meest dit economische argument geweest dat de kamerfracties heeft overtuigd in te grijpen. Met andere waarden dan puur financiële, kom je vandaag de dag in een politiek debat doorgaans niet ver meer. 

Vrienden

Vrienden van historische schepen zijn in ons land verenigd in enkele tientallen organisaties, die al eerder aan de bel trokken. Het zijn deze organisaties, verenigd in de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB), die in uiteenlopende steden, waaronder Leeuwarden, museumhavens exploiteren en evenementen organiseren, die de aandacht vestigen op de schoonheid van het varend erfgoed. Daaronder niet alleen grote bedrijfsschepen, maar ook vissersboten, veerponten, parlevinkers en werkbootjes. Op de eigen website brengt de vereniging bovendien ligplaatsen en schepen bij elkaar. De LVBHB zou je daarnaast een lobby-organisatie kunnen noemen, in de prettige betekenis van het woord, ze behartigt namelijk de belangen van scheepseigenaren bij Rijkswaterstaat, gemeenten, in Den Haag en zelfs Brussel. 

Naast een specifiek op schepen gerichte monumentenstatus en een exportverbod, kan de overheid meewerken door de nu vaak complexe regelgeving voor bootbewoners te vereenvoudigen en versoepelen. Het is tegenwoordig nog vaak zo dat een schip, een eigenaar en een ligplaats niet samenvallen: koop je een schip van iemand, die zelf aan de wal gaat wonen of een ander schip koopt, dan krijg je in sommige gemeenten niet automatisch recht op de ligplaats van je nieuwe aankoop, ook houden gemeentelijke bouwbesluiten vaak geen rekening met de specifieke eisen die een schip stelt. Daarnaast doen banken vaak moeilijk over hypotheken voor ‘roerend goed’. 

Ook in Friesland is het door de genoemde problematiek zo langzamerhand lastig om de kades leuk gevuld te houden. Was het enkele jaren geleden nog wachten op een plek, tegenwoordig vallen er al gaten, domweg omdat er zich niet genoeg booteigenaren meer melden voor een ligplaats. Als het aantal schepen verder zou afnemen, is het over een paar jaar misschien wel helemaal niet zo ‘gewoon’ meer om voormalige bedrijfsvaartuigen afgemeerd te zien liggen. Zelfs in de museumhaven is het soms opmerkelijk rustig. Een heropening van de Prins Hendrikbrug bij de Achmeatoren in Leeuwarden, die het doorvaren langs de Emmakade voor het eerst sinds 1970 weer mogelijk zou maken, kan hier ook een gunstige uitwerking op hebben.

Laatst gewijzigd op 28-01-2016 om 10:50 uur