Friese proeftuin voor boerenlandschap met vogels

Fryslân zou internationaal proeftuin moeten worden voor duurzame landbouw. Met oog voor de natuur, zodat de grutto, de kievit en de leeuwerik er weer kunnen gedijen.

Door Bert de Jong

Laat Nederland een belangrijke exporteur van agrarische producten zijn, toch is het de hoogste tijd voor omschakeling. Boeren in Fryslân zouden een etalage moeten vormen ,,hoe we het allemaal helemaal anders kunnen doen’’. Landschap komt daarin centraal te staan.

Professor Han Olff van de Rijksuniversiteit Groningen gooit de knuppel in het hoenderhok. De ecoloog vindt het tijd voor nieuw denken met nieuwe verdienmodellen voor de boeren. ,,Ik begon eerst boervijandig, maar al snel kreeg ik veel medelijden met ze. Kijk naar hoe weinig ze verdienen, naar hoe ze zich desondanks laten opjutten meer te produceren.’’

Olff bepleit een ,,andere denkrichting waarbij er niet naar de opbrengsten wordt gekeken, maar naar de kosten’’. Het is volgens hem in het belang van de boer: ,,Met minder kosten kan hij meer verdienen’’. Hij verbaast zich erover dat de productie steeds verder wordt opgevoerd. Dat zodoende landschap wordt geofferd voor melkproducten voor  China. ,,Maar willen we dit wel? Wie heeft hiervoor gekozen?’’ 

Het is Olff te doen om de toekomst van het landschap. Graag zou hij hiervoor een deel van de 1 miljard euro bestemmen die voor de Kennisagenda is uitgetrokken. Hij denkt dat er ook van de Europese Unie veel geld is te halen voor nieuw innovatief onderzoek. Fryslân zou er volgens hem internationaal veel aandacht mee trekken.

Minder vogels

Er is urgentie, omdat de biodiversiteit van het landschap in snel tempo afneemt. Sinds 1990 is het aantal boerenlandvogels bijvoorbeeld met ongeveer 30 procent gedaald. De achteruitgang over de periode vanaf 1960 is zelfs meer dan 50 procent, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. ,,Ik wil niet de tijd van Ot en Sien terug, maar we moeten wel iets creatiefs bedenken’’, vindt Olff.

Onder andere door het intensieve gebruik en beheer van bouw- en grasland is de ideale biotoop van veel weidevogels op zijn kop gezet. In de tweede helft van de twintigste eeuw is het agrarisch landschap overhoop gehaald, onder andere door schaalvergroting, landinrichting, mechanisatie en het omlaag brengen van waterpeil. Bovendien is de oppervlakte blijvend grasland met ongeveer een derde afgenomen.

Schijn

Schijn bedriegt, nu het minder slecht lijkt te gaan met de boerenlandvogels. Dit komt echter vooral door de grote groepen ganzen die zich volvreten met eiwitrijk gras dat eigenlijk voor de koeien bedoeld is.  Zo herbergt het nieuwe boerenland nieuwe vogels. Andere zijn gevlucht. De grutto en de kievit bijvoorbeeld zijn amper te vinden op de weidse velden vol raaigras.

In ruim vijftig jaar is het aantal boerenlandvogels in Nederland 2,5 miljoen verminderd naar nu ruim 1,5 miljoen. Van de grutto’s is twee derde verdwenen. Sommige soorten als de veldleeuwerik, de partrijs en de ringmus zijn amper meer te vinden.

Verbetonning

Weidevogels prefereren landerijen met kruidenrijk gras, waar de bodem door een hoog waterpeil nat is en waar in de toplaag voldoende voedsel is te vinden. Het grote grutto-onderzoek van professor Theunis Piersma in de Friese Zuidwesthoek vertelt veel over de grote veranderingen in het boerenlandschap. ,,Grutto’s mijden het moderne boerenland’’, concludeert Piersma. Het heeft volgens hem te maken met de ,,verbetonning van het Nederlandse grasland’’.  Door een laag waterpeil, drainage en mestinjectie droogt de toplaag snel uit.

En er is nog iets waar Piersma zich grote zorgen over maakt: ,,Er zijn zo weinig insecten’’. Daar moeten de jonge weidevogelkuikens groot van worden. Nieuw onderzoek moet meer duidelijkheid  verschaffen. De weidevogelprofessor denkt aan het gebruik van nieuwe pesticiden in maïs- en tulpenteelt, die ,,duizend keer zo giftig zijn als DDT’’. Hij toont met satellietbeelden hoe snel de toename gaat van het maïsareaal.

 

Agrarisch natuurbeheer en initiatieven als nestbescherming helpen, maar het zet nog weinig zoden aan de dijk. Althans het heeft tot nog toe de dalende tendens geen ommekeer kunnen geven.  Kunnen de Friese weidevogels beter hun heil zoeken in het buitenland?  Het is daar niet veel beter, blijkt uit de rapportage van het Compendium voor de Leefomgeving. In Oost- en Zuid-Europa gaat weer om een andere reden leefgebied voor boerenlandvogels verloren. Onrendabele landbouwgronden worden onaantrekkelijk omdat ze verruigen.

Ganzen

Zo scherp daarmee in contrast zijn de groene Friese weilanden, die zo in trek zijn bij honderdduizenden ganzen. De begrazing is de boeren een doorn in het oog. Volgens het CBS zijn er in Nederland 2,4 miljoen ganzen, tien keer meer dan in 1975. Tot 1960 waren soorten als de grauwe gans hier amper als broedvogel te vinden.

Dit productiegrasland is uit de gratie bij de kemphanen. ,,Deze verdwijnen sinds 2000 heel snel uit Súdwest-Fryslân’’, constateert onderzoeker Jos Hooijmeijer. Tot die tijd waren deze vogels er als doortrekkers in grote zwermen te vinden om zichzelf vet te mesten en daarna de reis te vervolgen. De stroom is minstens twee derde kleiner dan in 2000, stelt Hooijmeijer. Hij wijt het aan een kleinere beschikbaarheid van voedsel en nat boerenland.

Laatst gewijzigd op 04-04-2017 om 23:44 uur