Foto: Lars Soerink

Wormenman Jeroen Onrust: ’Voor weidevogels is het te laat’

Het is stil in het weiland. De geluiden van grutto en kievit zijn steeds minder te horen. Wormenonderzoekers en bioloog Jeroen Onrust (29) weet hoe dat (mede) komt. Er zitten te weinig rode regenwormen in de bodem. Zij spelen een sleutelrol in het ecosysteem van het grasland.

Door Karin de Mik

De wormenman wordt hij wel genoemd. Of Dr. Worm. Voor Jeroen Onrust is het duidelijk: intensieve veehouderij is funest voor rode regenwormen in de bodem. “Voor de weidevogels is het al te laat.” Onrust (29) uit Roden promoveerde in Leeuwarden op onderzoek naar de invloed van boerenbeheer op het aantal wormen in de bodem.

In zijn proefschrift ‘Earth, worms & birds” bewijst de jonge promovendus dat rode wormen een sleutelrol spelen in het ecosysteem van een grasland. Ze zorgen voor een gezonde bodemstructuur en zijn een belangrijke voedselbron voor weidevogels. “Juist rode regenwormen verzamelen organisch materiaal, slepen dit de bodem in en houden die vochtig. Dat is belangrijk, want vooral droogte is voor weidevogels een probleem,” licht Onrust toe. “Rode wormen zorgen voor een vochtige bodem. Hoe meer rode wormen, hoe gunstiger dit is voor de weidevogels,” stelt Onrust. “De rode komen vaker aan het oppervlak en kievit en scholekster kunnen de wormen met hun snavel gemakkelijker uit het grasland pikken.”

In de huid van kievit

Jeroen Onrust voerde zijn onderzoek alleen uit in Friese weilanden. Sinds 2012 trok zijn onderzoeksmethode veel aandacht, ook in de media. Hij bedacht een even eenvoudige als in het oog springende manier om het aantal wormen in boerenland te tellen. Wormen zijn nachtelijk actief, omdat ze met hun dunne huid gevoelig zijn voor licht. Zichtjagers als de kievit gaan daarom ook vaak ’s nachts op zoek naar wormen. Onrust: “Ik moest in de huid van een kievit kruipen. Zo bedacht ik een kar, waarop ik, liggend op mijn buik, mezelf over het weiland voortbewoog.” Met hoofdlamp op en een handteller zocht Onrust in het nachtelijk donker urenlang tussen de grassprieten naar krioelende wormen. “Soms telde ik er in een weiland wel 1.000, soms ook niks.”

Wat bleek: in extensief beheerde kruidenrijke weilanden waarop ruige stalmest wordt uitgereden, leven meer rode wormen dan in intensief bewerkte. In de laatste zitten vooral grijze regenwormen, die niet naar het oppervlak komen. Onrust: “Intensief werkende boeren verstoren de natuurlijke werking van hun eigen land door het om de zoveel jaar om te ploegen en in te zaaien. En ook door het gebruik van pesticiden en kunstmest. De bodem moet je zo zoveel mogelijk met rust laten, zodat de rode wormen hun werk kunnen doen.”

Rode regenwormen spelen een cruciale rol in het voedselweb, legt hij uit. “Ze komen aan het oppervlak om voedsel te verzamelen, trekken dat de bodem in en zorgen er door hun gegraaf door dat het afbreekt en er nutriënten vrijkomen. De bodem blijft vochtig, het gras kan daardoor beter groeien en de bodemstructuur wordt beter. De grijze wormen komen pas later; zij eten het materiaal op dat al verteerd is en zitten dieper in de bodem.”

Wanhopig

Tijdens zijn onderzoek lag Onrust vaak wanhopig in het veld. “Ik hou van de Friese weilanden met hun weidevogels. Maar zelfs in die vijf jaar van mijn onderzoek zag ik hun aantal afnemen. Als ik zag dat percelen weer met drijfmest waren geïnjecteerd en omgeploegd dacht ik: oh, wat zonde! Intensieve veehouderij is funest voor de biodiversiteit, het bodemleven en voor de weidevogels.”

Of het aantal weidevogels ooit weer zal toenemen, daarover is hij niet optimistisch. “Ik ben bang dat het al te laat is.” Hij pakt er een kaartje van de provincie Fryslân bij, uit zijn proefschrift. Het is bijna helemaal lichtgroen. Het lichtgroen dat staat voor intensief beheer. Slechts een paar kleine donkergroene plekken geven aan waar extensief wordt geboerd. “Dat is maar 3,5 procent van de landerijen waar de bodem nog niet verstoord is. Juist het oude grasland is heel waardevol omdat daar de rode wormen hun werk goed kunnen doen. Oudere boeren weten dat: het oude grasland is je kapitaal. Als je dat kapot maakt, gaat je hele bedrijf kapot.”

Tranen

Toch zijn er ook lichtpuntjes. ”Jonge boeren pakken het al anders aan. Vroeger werd gedacht dat je productie daalde als je biologisch ging boeren. Dat is veranderd. Het is nu aan de politiek om boeren te faciliteren die uit het keurslijf van het intensief beheer willen stappen.”

Want Onrust geeft de boeren beslist niet de schuld van het dalende aantal weidevogels. “Zij zitten vast in een systeem van meer produceren. En ze moeten natuurlijk een boterham verdienen.” Tijdens zijn promotieonderzoek hield hij zo’n 25 lezingen voor boeren. Iets wat zijn promotor, trekvogelecoloog Theunis Piersma (“hij is best activistisch”) hem op het hart drukte. “Hij pushte me om mijn verhaal vooral voor boeren te houden en niet alleen voor wetenschappers. Ook al nam het veel energie, het hielp me ook tijdens mijn onderzoek. Toen ik net begon maakte Omrop Fryslân een item over mij. Daar keken veel boeren naar, dus toen ik hun vroeg of ik op hun weilanden mocht zeiden ze: “O, ben jij dat van die kar? Prima!” Tijdens een van zijn lezingen kwam een regulier werkende boerin na afloop bij hem. “Ze had bijna tranen in haar ogen, omdat ze af wilde van het mestinjecteren dat de bodem vernielt, maar niet goed wist hoe.” Onrust is ervan overtuigd dat als reguliere boeren rode wormen het werk laten doen, ze misschien wel dezelfde productie kunnen halen.

Geldschieters

Maar daarvoor is wel meer onderzoek nodig, stelt hij. “De basis blijft goed onderzoek.” Als pilot bekeek Onrust welke plaggen van reguliere boeren, bd-boeren en extensief werkende boeren in de Oostvaardersplassen de hoogste grasproductie gaven. Onrust: “Ik voegde aan de grond alleen wormen, alleen mest of wormen met mest toe. De combinatie mest en wormen gaf op een extensief bedrijf de hoogste grasproductie. Maar wil je boeren echt overtuigen dan moet je dit verder uitzoeken op boerenland in Friesland.”

Onrust zoekt nog geldschieters, om zijn onderzoek voort te kunnen zetten. “Friesland heeft mooie initiatieven, zoals Kening fan ‘e Greide en Living Labs en de provincie maakt zich sterk voor natuurinclusieve landbouw. Friesland is natuurlijk ook dè provincie van de weidevogels, maar jammergenoeg steekt de provincie nog geen geld in concreet onderzoek in hoe je natuurinclusieve landbouw verder kunt uitrollen.”