Han Olff: ’Voedselweb Waddenzee brokkelt af’  

Han Olff, hoogleraar ecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, maakt zich grote zorgen over het voedselweb in de Waddenzee. Dat is in verval. Zeegrasvelden en mosselbanken zijn verdwenen. Net als grote zeevissen als kabeljauw en wijting. Zijn oplossing: visserij, delfstofwinning en havenactiviteiten beperken.  

Door Karin de Mik

Alleen met hoog water kun je erheen. En dat betekent dat de veerboot naar het Duitse Waddeneiland Spiekeroog maar vier keer per dag vaart. ,,Als toerist heb je daardoor direct een connectie met het eiland”, vertelt Han Olff, hoogleraar ecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij voer er onlangs naar toe. ,,Alleen bij vloed varen, een charmant idee. Mijn eilandgevoel is groter als ik naar een eiland ga waar ik niet altijd op gezette tijden naar toe kan. Zeker als je bedenkt dat er geen fikse ingreep nodig is in de Waddenzee om een overtocht mogelijk te maken”, stelt hij. De vaargeul hoeft immers niet te worden uitgebaggerd. Olff: ,,Baggeractiviteiten zorgen voor troebel zeewater. Dat is slecht voor diverse organismen en zeegrassen, die helder water nodig hebben.” 

Han Olff komt geregeld op de Waddeneilanden. Hij geniet er onder meer van de weidsheid.  ,,,Een  landschap zonder gebouwen of tekenen van menselijke bewoning, dat is zeldzaam in Nederland.” De Waddenzee is een van de meest natuurlijke ecosystemen van Nederland. Grote ingrepen in bodem en waterhuishouding zijn er niet gepleegd. Het is tevens het grootste getijdegebied in zijn soort ter wereld en dus ook internationaal bijzonder, vertelt Olff. ,,Een gebied dat bij hoog water zee is en bij laag water wadvlaktes laat geeft elk uur en elke dag een ander aanzien. Dat maakt het spannend.” 

Wat de Waddenzee uniek maakt is dat hij een knooppunt van vogeltrekroutes en zwemwegen voor vissen en zeezoogdieren is. “Het is een belangrijke stopplek in de migratie van vogels. Soorten uit Afrika en Groenland kunnen er fourageren, uitrusten en nieuwe energie opdoen. Valt het Waddengebied weg, dan is er geen andere tussenstop. Zo’n 30 soorten waaronder de kanoet en lepelaar zijn sterk afhankelijk van ons waddengebied.”  

Voor de vissen is de Waddenzee een belangrijke overgang van zout naar zoet water. Een flink aantal soorten waaronder de driedoornige stekelbaars en zalm trekt van zoet naar zout water. Veel platvissen hebben de Waddenzee als reproductiegebied. “De Waddenzee heeft een belangrijke functie als kraamkamer,” licht Olff toe. “Veel vissoorten kunnen alleen in de Noordzee leven dankzij de Waddenzee.”  

Biobouwers 

De meeste kusten ter wereld zijn harde (rots)kusten, vertelt hij. Organismen kunnen er niet veel veranderen aan hun omgeving. In de Waddenzee kunnen zij dat wel. ,,Biestarwegras kan zand invangen wat kan leiden tot het begin van een klein duintje, een wadpier kan zuurstof in de bodem brengen en kan een zuurstofarm substraat zuurstofrijk maken. Mossels kunnen aan elkaar groeien en een klein rotskustje maken, waar weer algen op kunnen groeien en zeepaardjes kunnen leven. Het bijzondere van de Waddenzee is dat soorten reageren op hun omgeving maar die zelf ook vormgeven.”

Soorten die dat doen worden biobouwers genoemd waaronder mossels, kwelderplanten, wadpieren en zeegrassen. Zij vormen het fundament van het voedselweb: een netwerk van voedselketens dat bestaat uit algen, zooplankton, kleine vissen, grote vissen, vogels en haaien. In het project Waddensleutels is in de hele Waddenzee onderzoek gedaan naar structuur en compleetheid van het voedselweb. Conclusie: het voedselweb in de Waddenzee verkeert in verval. Het fundament is verzwakt, delen van het dak en verdiepingen ontbreken.  

Haring 

Olff vindt de afbrokkeling van het voedselweb zeer zorgelijk.  ,,Een stevig fundament bestaat uit mosselbanken en zeegrasvelden, maar die zijn er niet. Zeegrasvelden zijn vrijwel verdwenen. En grotere roofvissen als kabeljauw, fint en wijting zijn steeds minder te vinden in de Waddenzee. In het middendeel van het voedselweb gaat het evenmin goed: kleine vissoorten als haring, zandspiering en sprot, een voedselbron voor grote vissen, nemen in aantal af. Garnalen en krabben zijn juist toegenomen ten koste van de kleine vissoorten. De toppredatoren, met uitzondering van de gewone en grijze zeehond, verdwijnen of hebben het moeilijk. Grotere visetende vogels als de grote en Noordse stern en visdiefjes zie je steeds minder. Haaien en roggen zijn sterk in aantal gedaald. Honderd jaar geleden waren er nog haaien in de Waddenzee van zo’n twee meter.”  

Olff pleit er daarom voor grotere gebieden in de Waddenzee met rust te laten. Vooral de visserij, gaswinning en havenactiviteiten moeten naar zijn oordeel beperkt worden. ,,Door de openheid van de ecosystemen op het Wad moet je grotere gebieden beschermen dan op land. Gek genoeg doen wij in Nederland het omgekeerde. De beschermde gebiedjes op het Wad zijn vaak kleiner dan die op bijvoorbeeld het Dwingelderveld of de Hoge Veluwe.” 

Als er niets gebeurt, waarschuwt de hoogleraar, brokkelt het voedselweb steeds verder af. ,,Dan houd je een Waddenzee over met alleen garnalen, krabben en kwallen, zegt hij. Olff: ,,Kijk, als je doel is een goed florerende garnalenvisserij is dat niet erg. Maar wel als je doel een compleet en rijk voedselweb is.” Hij wijst daarbij op de internationale afspraken die zijn gemaakt over de Waddenzee. ,,De Waddenzee is werelderfgoed, te vergelijken met de Chinese Muur en de piramides in Egypte. Er wordt ook niet gezegd: Egyptenaren mogen zelf bepalen wat ze met die piramides doen. We zijn volgens internationale afspraken verplicht goed op de Waddenzee te passen. Voor bepaalde soorten als de fint, zeeprik, de eider- en bergeend en drieteenstrandloper hebben we de verplichting die als populatie in stand te houden.” 

Maar het gaat toch niet overal slecht in het voedselweb? De gewone en grijze zeehond neemt al jaren in aantal toe. Maar dat vindt Olff geen goede indicatie voor de staat van het Waddenvoedselweb. “Zeehonden eten platvissen en platvissen leven van wormen. Dat is een vrij korte voedselketen.” Bovendien verzamelen zeehonden een belangrijk deel van hun voedsel in de Noordzee, niet in de Waddenzee. 

Verstoringen van zanderige habitats, door visserij, geven meer wormen en dus meer platvissen. Die zanderige habitats nemen in de Waddenzee in aantal toe, is Olffs indruk. En dit ten koste van schelpdieren.   

Zeespiegelrijzing  

Het gesprek komt op medegebruik van de Waddenzee. Dat kan mits dit aantoonbaar geen schadelijke effecten heeft op de natuurwaarden, vindt hij. ,,Van baggeractiviteiten, gaswinning en visserij is dit onvoldoende aangetoond.” Een goed voorbeeld van nuttig medegebruik is de rol die de Waddenzee speelt in toekomstige kustverdediging. Olff: ,,Wadplaten hebben een natuurlijke functie bij de opvang van de zeespiegelrijzing. Dijkverhoging die met enorme kosten gepaard gaat, wordt dan minder gauw nodig.” 

De ophoging van wadplaten lijkt echter alleen plaats te vinden wanneer het ecosysteem gezond is. Biobouwers als kiezelwieren, mosselbanken en zeegrassen zijn daarbij belangrijk, voert Olff aan.  ,,Kiezelwieren zijn kleine algjes die zich in elkaar vastklitten, zand en slib vangen en de wadplaten stabiliseren. Zij hebben dus een enorme economische waarde.” Mits de wadplaten niet verstoord worden, door bijvoorbeeld visserboten die over de wadbodem schrapen.  

Kwelders zijn natuurlijke vooroevers, die ook een rol kunnen spelen bij het opvangen van de verhoogde zeespiegel. ,,We moeten de Waddenzee de komende honderd jaar inzetten als bescherming van Nederland tegen een verhoogde zeespiegel.” Dat kan alleen als het Waddengebied op de korte termijn met rust te laten. “Dan is er op lange termijn grote maatschappelijke winst te behalen.”   

Natuurherstel 

Natuurlijke processen moeten beschermd worden, vindt Olff. Maar als die ontbreken kun je, liefst eenmalig, een herstelingreep doen. Door natuurherstel (actieve ingrepen plegen die natuurlijke processen op gang brengen) kan het ecosysteem van de Waddenzee herstellen. ,,We moeten meer toe naar natuurherstel om negatieve invloeden teniet te doen.” Dat kan bijvoorbeeld door biobouwers als zeegrassen en mosselbanken te faciliteren. ,,Vooral mosselbanken zijn superbelangrijk. Het zijn hotspots van biodiversiteit. Op en rond mosselbanken leven veel vogels, zoals scholeksters, wulpen, steenlopers, maar ook wormen, zeewieren, kleine kreeftjes, garnalen en krabben. Het probleem is echter dat mossels moeite hebben zich ergens te vestigen. Je moet ze over een drempel heen helpen. Zijn de banken er een keer, dan handhaven ze zich weer. Bij proeven op Ameland zijn vorig jaar kunststofplaten van afbreekbaar materiaal aangelegd, waarop mossels zich hebben genesteld.”  

Een andere belangrijke biobouwer is het zeegras. Tot 1930 – dus voor de bouw van de Afsluitdijk – lag het westelijk deel van de Waddenzee er vol mee, vertelt de hoogleraar. ,,Zeegrassen remmen de stroming in de Waddenzee. Hierdoor sedimenteert het fijne slib en de modder en ontstaat er een unieke habitat. Ze creëren zo een rustige leefomgeving voor allerlei vissoorten. Momenteel wordt onderzocht hoe zeegrasvelden terug kunnen keren in de Waddenzee.”  

Er is een groot herstelproject rond het vogeleiland Griend begonnen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd er een dijk om het eiland gelegd om afbraak en erosie te voorkomen. De biodiversiteit nam hierdoor echter af. ,,Natuurmonumenten gaat nu schelpenbanken en flauw aflopende stranden aanleggen, om zo weer een natuurlijke dynamiek op het eiland terug te krijgen.”

Laatst gewijzigd op 21-07-2016 om 18:48 uur